Vrijdag 10 maart: Exodus 34: 4-9 en 29-35              

Mozes hakte twee stenen platen uit, net als de vorige, en ’s morgens ging hij in alle vroegte de Sinai op, zoals de HEER hem had opgedragen. De twee stenen platen droeg hij bij zich. De HEER daalde neer in een wolk, Hij kwam bij Mozes staan en riep de naam HEER uit. De HEER ging voor hem langs en riep uit: ‘De HEER! De HEER! Een God die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig, die trouw blijft tot in het duizendste geslacht, die schuld, misdaad en zonde vergeeft maar niet alles ongestraft laat, en die voor de zonde van de ouders de kinderen en kleinkinderen ter verantwoording roept, tot in het derde en vierde geslacht.’ Onmiddellijk viel Mozes op zijn knieën en boog zich neer. ‘Als U mij goedgezind bent, Heer,’ zei hij, ‘trekt U dan met ons mee, ook al is dit volk onhandelbaar. Schenk ons vergeving voor onze schuld en zonde en maak ons tot uw eigen bezit.’

Mozes daalde de Sinai af, met de twee platen van het verbond bij zich. Hij wist niet dat zijn gezicht glansde doordat hij met de HEER had gesproken. Toen Aäron en de andere Israëlieten de glans op Mozes’ gezicht zagen, durfden zij niet naar hem toe te gaan, maar Mozes riep hen bij zich. Aäron en de leiders van het volk kwamen bij hem en Mozes sprak met hen. Daarna kwamen ook de andere Israëlieten. Hij droeg hun op zich te houden aan alles wat de HEER hem op de Sinai gezegd had. Toen hij uitgesproken was, bedekte hij zijn gezicht met een sluierdoek. Steeds wanneer Mozes voor de HEER verscheen om met Hem te spreken, deed hij de doek af, totdat hij weer naar buiten kwam. Als Mozes de Israëlieten dan zei wat hem opgedragen was, zagen zij hoe zijn gezicht glansde. Daarna bedekte hij zijn gezicht met de doek, totdat hij opnieuw met de HEER ging spreken.

(NBV21)

Meer informatie over de 40-Dagentijd